De zeskantige naar boven toe versmallende kan heeft een geribde wand en bodem, drie pootjes en een plat C-oor. De kan die is uitgerust met een verzilverd, geel koperen kraantje wordt bekroond door een deksel met als knop een zittend leeuwtje. De deksel evenals de bovenrand van de kan is versierd met lambrequins. Servetwerk met een eenvoudig bloemdecor bedekt grotendeels het overige oppervlak. De daarin uitgespaarde vlakken zijn opgevuld met een bloemenvaas en een decoratie van het fleur de lis motief. Rondom het kraantje en het oor is uitlopend naar de onderrand een decoratie van krullend acanthusblad en bloemwerk aangebracht.
Het traditionele model van een conische koffiekan is doorgaans uitgevoerd met een lange tuit. Afgaande op andere in deze periode vervaardigde faience kannen zal dit exemplaar oorspronkelijk eveneens met een aardewerken tuit zijn gemaakt. De restauratie rondom het aanhechtingspunt en het uit de tweede helft van de negentiende eeuw daterende kraantje duidt dan ook hoogstwaarschijnlijk op een verloren gegane, faience tuit.