De vormen van de kandelaars werden ontleend aan metalen voorbeelden. Uit het derde kwart van de 17de eeuw zijn in Nederlandse zilveren kandelaars bekend met getordeerde schacht versierd met bloemen in reliëf (zie Erkelens 1996, cat.nr. 30, voetnoot).
Tot de voorwerpen van Delfts aardewerk in het bezit van Koningin Mary II behoorden ook tafelkandelaars. De meeste kandelaars van aardewerk dateren uit het eind van de zeventiende of begin achttiende eeuw. Soms maakten zij deel uit van een servies of een toiletstel. Exemplaren met een vierkante of achtkantige voet zijn ook bekend, zoals een stel kandelaars [LINK] uit dezelfde plateelbakkerij ten tijde van Lambertus Cleffius (1679-1691), de voorganger van eigenaar Lambertus van Eenhoorn.
Hoewel er verschillende voorbeelden zijn van aardewerken kandelaars, is het niet een voor de hand liggend materiaal om dit voorwerp van te maken. Het harde porselein is geschikter voor kandelaars dan aardewerk. Uit de zeventiende en achttiende eeuw zijn in China naar Europees model gemaakte, porseleinen exemplaren bekend. In de achttiende eeuw werden zij ook in Europa van porselein vervaardigd, vaak als serviesonderdeel.
Verdere informatie over dit object is te lezen in:
Erkelens 1996
A.M.L.E. Erkelens, ‘Delffs porceleijn’ van koningin Mary II. Ceramiek op Het Loo uit de tijd van Willem III en Mary II/ Queen Mary’s ‘Delft porcelain’. Ceramics at Het Loo from the time of William and Mary, Zwolle/Apeldoorn (Paleis Het Loo) 1996, cat.nr. 35.