De rechthoekige fles met korte hals en met schroefdraad uitgevoerde monding is op de schouder versierd met vier door rankmotieven verbonden vlakken die zijn opgevuld met een eenvoudig bloem- en vogeldecor. De wanden zijn beschilderd met een deels in Kraakstijl uitgevoerde voorstelling van rotsen, bloeiende struiken en vogels en tonen onderaan, evenals bij de dop, een rand van ruyimotieven.
Over de betekenis van het cijfer 10 bij het merk is vooralsnog niets bekend.
Aan deze faience flesmodellen ligt de vorm van de Europese glazen fles voor sterke drank ten grondslag. Hetzelfde model behoorde evenwel ook al in het begin van de zeventiende eeuw tot het Chinese exportporselein en wordt in de VOC archieven wel omschreven als gevuld met 'gedestileerde wateren'. Voor medicinaal gebruik werden de vroeg Japanse exportmodellen (1686) naar houten Hollands voorbeeld nagemaakt. Ook noemde men dit type wel 'confituir vlessen' die werden besteld met een wijde mond in een bijpassende kist, het zogenaamd keldertje. Naat een vulling met 'droge' confituur zoals kandijsuiker, was er sprake van 'natte' confituur waarmee een siroopachtige substantie werd bedoeld. Beide golden als lekkernij bij de thee. In dergelijke flessen vervoerde men ook bestellingen van bijvoorbeeld theeblaadjes die eveneens tot de 'droge' confituur werden gerekend. Wellicht sprak men vanwege dit theevervoer over 'theeflessen'.
De productie van soortgelijke flessen werd voortgezet ten tijde van de volgende eigenaar Adrianus Kocx. Ook zijn er flessen bekend met als afsluiting een zilveren schroefdop.