Het vierkant, op vier pootjes geplaatste blad heeft afgeronde hoeken en een opstaande rand. Deze zijrand is gedecoreerd met blad- en bloemranken waartussen menselijke figuren en dieren zijn geplaatst. Het blad toont de afbeelding van een theedrinkend gezelschap, zittend aan een ronde tafel op het terras van een in classicistische stijl gebouwd huis met op de achtergrond een tuin. Op de tafel is naast een trekpotje en theekopjes eenzelfde theeblad te zien. De voorstelling is omgeven door een omlijsting van in vultechniek uitgevoerde ranken met in de hoeken vier medaillons. Deze zijn opgevuld met harlekijnfiguren, ontleend aan bekende personages uit het Italiaanse kluchtspel, de Commedia dell'Arte. Meerdere faience voorwerpen zijn bewaard gebleven waarop eveneens met figuren gevulde cartouches zijn afgebeeld, een decoratiestijl die vermoedelijk omstreeks 1720 onder invloed van Franse ornamentprenten is ontstaan.
Het CB fabrieksmerk met het merkteken van een ster behoort aan Cornelis Brouwer die van 1723 tot 1746 eigenaar was van de Delftse plateelbakkerij De Witte Ster. Het IA merk en het monogram verwijzen naar Jan Aa(e)lmis (1674-1755) die van 1707 tot aan zijn dood eigenaar was van de Rotterdamse tegelbakkerij De Blompot. Dit IA merk is te identificeren aan de hand van een vergelijkbaar blad in het Rijksmuseum. Naast het CB fabrieksmerk met een ster is daarop voluit de naam Jan Aalmis weergegeven. De combinatie van deze merken geeft aan dat de bakkers voor de vervaardiging van voorwerpen met elkaar zullen hebben samengewerkt. Over een dergelijk samenwerkingsverband zijn vooralsnog geen archiefgegevens aangetroffen, wel tonen akten aan dat men in ieder geval elkaar privé moet hebben gekend.
In een boedelinventaris (1755) van De Witte Ster worden bij het theegoed '3 delftsche blaadtjes' genoemd. In de winkelkamer van De Grieksche A staan ook theebladen opgesteld. Het is niet ondenkbaar dat de voorstellingen op beide faience theebladen verwijzen naar de toentertijd, ten noordwesten van Delft gelegen buitenplaats Sion van Gijsbert van Hogendorp (1668-1750) in 1710 aangekocht. De veronderstelling dat het hier mogelijk zou gaan om de afbeelding van de aan de Vecht gelegen buitenplaats Zijdebalen, lijkt minder waarschijnlijk. De tuin van dit lusthof werd immers niet eerder dan in 1740 voltooid.