De decoratie op de schotel is verdeeld over vijf compartimenten die worden gevormd door in rococo stijl uitgevoerd grillig verlopend tak- en bladwerk.
Centraal is een Westerse voorstelling weergegeven van een galant gezelschap in een landelijke omgeving met op de achtergrond een kasteel en een molen. De voer randvakken tonen (water)landschapjes met koeien en een soms exotisch aandoende begroeiing. De bloemornamenten tussen de vakken verraden eenzelfde hand als die van de eveneens met een roosje gemerkte schotel met het musicerende gezelschap (OCE-1904-0024).
Het in 1764 gedeponeerde fabrieksmerk van De Roos in de vorm van een ongetwijfeld als roos bedoeld bloemetje is gebruikt als basis van een de gehele achterkant vullende decoratie. Hier is het in blauw weergegeven fabrieksmerk uitgewerkt tot een polychrome bloementak onder een wolkenlucht. Naast een ander bord uit De Roos is nog een exemplaar bekend waarbij de achterkant werd verlevendigd (Rijksmuseum Amsterdam). In tegenstelling tot onze schotel met de bloementak, vormt in die gevallen het fabrieksmerk geen basis van de decoratie. Talloze voorbeelden zijn aan te wijzen van op Delfts aardewerk gebruikte merken in de vorm van een bloem. Daarvan springt een fabrieksmerk in het oog, dat naast een kleine bloemdecoratie tevens voluit de naam van plateelbakkerij De Roos vermeldt.
De weergave van het gezelschap dat evenals de overige decoratie overwegend is uitgevoerd in schakeringen van roodbruinachtige kleuren met groen, is ontleend aan de elegante composities op het Meissen porselein. Toen de vraag naar Chinoiserie voorstellingen afnam, legde men zich in Meissen toe op afbeeldingen naar met name de Franse schilder Antoine Watteau (1684-1721) en zijn leerling Nicolas Lancret (1690-1743). Het gaat daarbij om een nieuw met tedere kleuren uitgevoerd genre in de schilderkunst, het “fete galante”. De uitgebeelde personages zijn hier als het ware opgenomen in het landschap. De op onze schotel afgebeelde, modieus geklede dames, van wie een van hen een opengeslagen boek op schoot heeft, dragen een ruimvallende japon en een klein kapsel met een veren toefje. Zij voldoen aan het elegante modebeeld van omstreeks de jaren vijftig van de achttiende eeuw. Tot in het midden van de negentiende eeuw beeldde men dergelijke landelijke taferelen op Delfts aardewerk af.