De twee met een achthoekig grondvlak uitgevoerde kandelaars hebben een bolvormige voet. De stam met drie nodi loopt over in een kaarsenhouder die is uitgevoerd met een respectievelijk geel (nr. 1) en bruin (nr. 2) gekleurde bovenrand. De beschildering op beide kandelaars is nagenoeg identiek. De deels in Kraakstijl weergegeven motieven zijn ontleend aan voorbeelden van het Wanli porselein. De Delftse bakkers grepen in deze tijd van achteruitgang terug op ooit succesvolle stijlmotieven in een poging hun product aantrekkelijker te maken.
Het staat vast dat in elk geval vanaf de jaren tachtig van de zeventiende eeuw de Delftse producenten diverse soorten kandelaars op de markt brachten. Van een dergelijke productie wordt melding gemaakt in de boedelinventaris van bakkerij De Metaale Pot uit 1691. Het betreffen zowel vierkante exemplaren in wit, ongedecoreerd Delfts als beschilderde en achtkantige kandelaars. Onder andere geven de bewaard gebleven exemplaren uit deze bakkerij en die uit De Grieksche A ons heden ten dage een idee van de verschijningsvorm van dit type product.
Dankzij een in 1778 samengestelde prijslijst van Delfts aardewerk weten we dat men ook toen nog kandelaars in twee uitvoeringen leverde, namelijk wit en beschilderd. Over de vorm wordt helaas geen nadere informatie verstrekt. Uit die periode is bijvoorbeeld wel een achtkantige kandelaar bekend, die afkomstig is uit bakkerij ’t Fortuyn. Over de toeschrijving van het hier getoonde D merk bestaat geen zekerheid. Door Van Gelder werd aangenomen dat het oorspronkelijk ging om een stel uit bakkerij De Dissel, een gedachte die in de inleiding van dit hoofdstuk is weerlegd (Deel II 2001, p. 326).