De rechthoekige theebus met deksel en afgeschuinde hoeken is met twee bijbelse voorstellingen gedecoreerd. De voor- en achterzijden vertonen het nieuwtestamentische verhaal van “De Doop van Jezus”. Volgens het verhaal daalt op het moment dat Jezus door Johannes in de Jordaan wordt gedoopt de Heilige Geest in de vorm van een duif uit de hemel op Jezus neer. Op de zijkanten en de deksel is het oudtestamentische verhaal in beeld gebracht van “Simson doodt de leeuw”. Deze taferelen zijn aan de boven- en onderzijde begrensd door een rand van blad- en bloemwerk met als opvulling een klein spiraalmotief. De afgekante zijden vertonen servetwerk. Het is vooralsnog nog niet bekend door welke bakkerij het in blauw weergegeven, in oorsprong Oosterse meandermotief werd toegepast. Mogelijk gebruikte men dit motief in navolging van Oosterse tekens op porselein. Zo zijn andere voorbeelden op Delftse faience aan te wijzen van een wierookbrander en een aantal Chinese karakters.
Evenals voor de beschildering op twee borden uit bakkerij De Lampetkan maakte de Delftse plateelschilder voor de decoratie op het theebusje gebruik van prenten uit de “Bybelsche Historien” van Pieter Schut uit 1659. Schuts grafische voorbeeld van De Doop van Jezus is eveneens afgebeeld op een schotel. Meer van dit soort schotels met nagenoeg identieke randen, die in cartouches tuinafbeeldingen vertonen, is bekend met bijbelse scenes naar Schut. Afgebeeld zijn bijvoorbeeld “De roeping van Petrus en Andreas”, “Jezus die over het water loopt” en “Jezus voorspelling van de ondergang van Jeruzalem”. Overigens werden in deze periode eveneens grafische voorbeelden ontleend aan Bijbelprenten van Jan Luyken (1649-1712) en zijn zoon Casper (1672-1708). Zo toont een serie deels 1756 en 1757 gedateerde schalen de naar Luyken weergegeven oudtestamentische geschiedenis van Jozef. Het model van ons theebusje werd tevens op de markt gebracht met decoraties van een geheel andere orde. Op een niet gemerkt maar wel 1747 gedateerd exemplaar (kleinvuurtechniek) zijn de beeltenissen en het wapen van het stadhouderlijk paar Willem IV en zijn gemalin Anna van Hannover afgebeeld.
Om de concurrentie van onder meer het felbegeerde Meissen porselein tegen te gaan, trachtte men, in Delft eenzelfde kleurenpalet als dat van Meissen te gebruiken. Door middel van de kleinvuurtechniek was het mogelijk de toen zo geliefde kleuren als roze, lichtgroen en goud toe te passen. Dergelijke zachte tinten werden door de Delftse plateelschilders aangebracht met als doel hun producten, zoals zij zelf uitdrukken ‘mooij voor het oog’ op de markt te brengen. Om evenwel een aantrekkelijker assortiment te voeren, nam men echter ook zijn toevlucht tot minder fraaie praktijken. Een groep bakkers ging aan de slag met de voor faience ongeschikte olieverven in plaats van de gebruikelijke verfstoffen op waterbasis, welke onoorbare handelswijze tot grote onrust leidde onder de aardewerkproducten.