Hieronder vind je uitleg over de meest gebruikte begrippen op deze website.
A
- 
AardewerkKeramieksoort met een poreuze scherf die ontstaat bij een baktemperatuur van circa 800 tot max. 1150 ºC. Om aardewerk volledig waterdicht te krijgen is een afdekkende glazuurlaag nodig. 
B
- 
BakgangHet hele proces van stoken, bakken en afkoelen dat het aardewerk in de oven ondergaat. Meestal was er sprake van twee bakgangen: de biscuitbrand en de gladbrand. 
- 
BiscuitEenmaal gebakken, ongeglazuurd aardewerk. 
- 
BiscuitbrandDe eerste bakgang, waarbij het ongeglazuurde aardewerk wordt gebakken, met als resultaat het biscuit. 
- 
BordTot de groep borden worden die exemplaren gerekend die een diameter tot 26 centimeter hebben. Bij grotere exemplaren wordt in het algemeen gesproken over schotels. 
C
- 
ChamotteVuurvaste klei die als ingrediënt van de aardewerkmassa zorgt voor een steviger scherf. 
- 
ChinaUsed in English as a generic name for porcelain and crockery. 
- 
ChinoiserieHet verwerken van aan de Chinese kunst ontleende motieven in de West-Europese kunst om daarmee een ‘exotische’ sfeer op te roepen. De Delftse plateelnijverheid heeft een belangrijke bijdrage aan deze mode geleverd. Dit komt niet alleen tot uiting in de toegepaste versieringsmotieven, maar ook in de vormen. 
- 
Craquelures (craquelé)(Haar)scheuren in het glazuur, veroorzaakt door een verschil in krimp tijdens de gladbrand tussen het glazuur en de scherf. 
- 
CreamwareHard gebakken aardewerk met een crèmekleurige scherf, bedekt met een laag transparant loodglazuur. 
D
- 
DelftwareEngelse term voor tinglazuur aardewerk, verwijst naar de Nederlandse stad Delft. Met een hoofdletter verwijst het naar Delfts aardewerk, met een kleine letter naar tinglazuuraardewerk dat overal gemaakt kan zijn. 
- 
DraaierVakman die voorwerpen op de draaischijf maakt. 
E
- 
EierschaalporseleinPorselein dat heel dun is, waardoor het zelfs doorschijnend is. Het materiaal is zo delicaat dat het doet denken aan eierschalen. Het eerste eierschaalporselein werd gemaakt tijdens de Ming-dynastie in China. Rond 1900 werd het ook gemaakt door de plateelbakkerij Rozenburg in Den Haag. 
- 
EmailGlasachtig (ondoorzichtig of transparant) pigment dat is gekleurd met metaaloxides. 
- 
EngobeDunne laag vloeibare klei die op keramiek wordt aangebracht om deze te decoreren of waterdicht te maken. 
F
- 
FabrieksmerkEen teken dat naar de fabriek of de plateelbakkerij verwijst. Meestal verwijst het merk naar de naam van de plateelbakkerij, een eigenaar of beheerder, door middel van initialen of figuratieve tekens. 
- 
Faience (faïence, fayence)Traditionele term voor tinglazuuraardewerk. Voorwerpen van aardewerk met een dunne scherf die volledig zijn overtrokken met een (meestal) witte, dekkende laag tinglazuur. Op de onderkant van objecten zoals schotels zijn de afdrukken zichtbaar van de pennen waarop de objecten tijdens de bakgang in de kokers rusten (maar bij vazen of andere dergelijke vormen is dit niet het geval). Mogelijk verwijst de naam naar de Italiaanse stad Faenza, dat vroeger bekend stond als productiecentrum van keramiek. 
- 
FamillesGeëmailleerd Chinees porselein wordt traditioneel onderverdeeld in verschillende kleurfamilies, namelijk famille vert (groen), rose (roze), noir (zwart) en jaune (geel). Deze onderverdeling werd in de negentiende eeuw in Europa gemaakt. 
G
- 
GladbrandDe tweede bakgang ter vasthechting van de opgebrachte glazuurlaag bij een temperatuur van circa 1000 ºC. Om te voorkomen dat de voorwerpen aan elkaar bakken, worden ze door proenen of pennen en kokers van elkaar gescheiden. 
- 
GlazuurGlasachtige laag op keramiek. 
- 
GoudschilderovenKleine plateelbakkersoven waarmee kleinere partijen aardewerk kunnen worden gebakken. Enkele goudschilders hadden dergelijke ovens in huis, vermoedelijk om daarmee het met goud gedecoreerde aardewerk volgens de kleinvuurtechniek te kunnen afbakken. 
- 
GrootvuurtechniekHet bakproces waarbij de voorwerpen bij een temperatuur van circa 1000 ºC worden gebakken. Wordt uitsluitend toegepast tijdens de tweede bakgang. 
H
- 
HuidHet oppervlak van een keramisch voorwerp. 
I
- 
ImariporseleinType Japans porselein waarvan de decoratie, genoemd naar de havenplaats Imari, in o.a. China en ook Delft werd nagebootst. Het blauw, rood en goud gekleurde porselein deed omstreeks 1680 zijn intrede op de Hollandse markt. 
K
- 
KakiemonporseleinType Japans porselein waarvan de decoratie in o.a. Delft werd nagebootst. Het veelkleurige gekleurde porselein met fijne decoraties (genoemd naar een pottenbakkersfamilie) deed omstreeks 1680 zijn intrede op de Hollandse markt. 
- 
Kangxiporselein(Chinees) porselein dat tijdens de Kangxiperiode in de Qing dynastie (1662-1722) ontstond. 
- 
KendiSchenkkan met een bolvormig lichaam. De hals of schenktuit zijn op de halve bol van de schouder aangebracht. Er komen ook modellen voor in de vorm van dieren (onder meer een olifant, eend of vis). De kendi werd in heel Zuidoost-Azië en in het Midden-Oosten gebruikt. In porselein bereikt de vorm Nederland aan het begin van de 17de eeuw. 
- 
KleinvuurtechniekHet bakproces dat bij een temperatuur van circa 600 ºC plaatsvindt. Dit gebeurde doorgaans in kleine ovens voor verguldsel en tere kleuren die bij hogere temperaturen verbranden. 
- 
KlesVloeibare klei die ‘als lijm’ gebruikt wordt om gevormde onderdelen aan een object te plakken tijdens het productieproces. 
- 
KokerEen cilindervormige, aardewerken cassette waarin aardewerken voorwerpen gestapeld worden gebakken. Om vastbakken te voorkomen rust ieder voorwerp op driehoekige pennen van aardewerk die door de wand van de koker worden gestoken. Om het aardewerk in de koker tegen rookgassen van de oven te beschermen, is de koker tijdens de bakgang aan de onder- en bovenzijde afgesloten met een tegel. 
- 
Kraakporselein, zie Wanliporselein(Chinees) porselein dat werd vervaardigd tijdens de regeerperiode van keizer Wanli (1573-1619) en diens opvolgers tot ca. 1650 toen het rond de val van de Mingdynastie uit de mode raakte. De kenmerkende blauwe versiering is in vakken verdeeld en op een witte ondergrond aangebracht. 
- 
KristalglazuurGlazuur met kristallen in het oppervlak. Deze kristallen kunnen ontstaan door zeer geleidelijke afkoeling. 
- 
KwaartenHet aanbrengen van een doorzichtige laag loodglazuur (kwaart genoemd) op het voorwerp ter verhoging van de glans. 
L
- 
LoodglazuurEen transparant, hoofdzakelijk uit loodoxide bestaande glazuur. 
- 
LoopglazuurGlazuur met een laag smeltpunt dat gaat uitlopen tijdens de gladbrand. Loopglazuren worden aangebracht op een glazuur met een hoger smeltpunt. 
- 
LusterglazuurGlazuur met een metaalglans, verkregen door de toevoeging van metaaloxydes. 
M
- 
MajolicaMajolica is een term die in Nederland traditioneel gebruikt wordt voor aardewerk dat aan de voorzijde van een dekkende laag tinglazuur is voorzien en aan de achterzijde van doorzichtig loodglazuur. Door het gebruik van proenen bij het bakproces zijn op het oppervlak de kenmerkende proenafdrukken zichtbaar. Mogelijk afkomstig van Majorca, Spaanse doorvoerhaven. Internationaal wordt maiolica (met een i) gebruikt voor Italiaans tinglazuur aardewerk, en majolica (met een j) voor 19de en 20ste-eeuws loodglazuur aardewerk. Om verwarring te voorkomen wordt voor het Nederlands product de nu de voorkeur gegeven aan de term lood-tinglazuur aardewerk. 
- 
MajolicanijverheidDe nijverheid waarin het majolica werd geproduceerd. Deze nijverheid werd in de zestiende eeuw door Zuid-Europese majolicabakkers in Noordwest-Europa geïntroduceerd. 
- 
MeestertekenEen doorgaans door het gilde verplicht gesteld merk dat een meester van het gilde op een in zijn werkplaats vervaardigd product moest aanbrengen, zodat de herkomst van een product kon worden vastgesteld. Vooral in de zilver- en goudnijverheid werden meestertekens gebruikt. Op Delfts aardewerk werden meestertekens (niet consistent) toegepast tussen ca. 1670-1800. Het merk verwijst vaak (maar niet altijd) naar de eigenaar of plateelfabriek. 
- 
MergelDoor aan het kleimengsel de mergelsoort Doornikse aarde toe te voegen, kreeg het voorwerp een lichtgele scherf. 
- 
MonochroomDecoratie in één kleursoort. In Delft meestal blauw. 
O
- 
Overgangsporselein(Chinees) porselein dat werd geproduceerd in de periode van de overgang van de Ming naar de Qingdynastie (tijdens de regeerperiode van keizer Shunzhi tussen 1644 en 1661). Dit blauwwitte porselein wordt gekenmerkt door een versiering van onder meer doorlopende, verhalende taferelen. 
- 
Oxiderend stokenZuurstof toelaten tijdens de gladbrand waarbij bijvoorbeeld klei met ijzeroxide rood kleurt. 
P
- 
Pâte-sur-pâteDecoratietechniek op porselein met half-vloeibare, (witte) porseleinslib die gekleurd kan worden met metaaloxyden. 
- 
PlateelOude term voor lood- en tinglazuuraardewerk (majolica en faience). Wordt ook gebruikt voor (aardewerk)producten die geproduceerd zijn in Nederland in de twintigste eeuw. 
- 
PlateelbakkerProducent van lood- en tinglazuuraardewerk (majolica en faience). 
- 
PlateelbakkerijProductieplaats van lood- en tinglazuuraardewerk (majolica en faience). 
- 
PlateelschilderEen schilder die speciaal is opgeleid om aardewerk te beschilderen. 
- 
PlatgoedVerzamelnaam voor platte voorwerpen als borden en schotels, dit in tegenstelling tot staand goed. 
- 
PolychroomDecoratie in meerdere kleuren. 
- 
Porceleyn (Porceleyne, porcellyne etc.)De oude aanduiding in Delft voor tinglazuuraardewerk dat gemaakt werd om porselein na te bootsen. 
- 
PorseleinKeramieksoort met een niet-poreuze, harde scherf die ontstaat bij een baktemperatuur van circa 1300-1500 ºC. 
- 
Porseleinaarde(Kaolien of Chinese klei). De onmisbare grondsoort voor het vervaardigen van porselein. 
- 
ProenSteuntjes van keramiek die bij het bakproces tussen de majolica voorwerpen werden geplaatst om te voorkomen dat de geglazuurde stukken aan elkaar bakken. 
- 
ProenafdrukOneffenheden op de voorzijde van majolica die worden veroorzaakt door de proenen waarop de voorwerpen tijdens het bakken rusten. 
R
- 
Reducerend stokenHet afsluiten van de zuurstoftoevoer tijdens de gladbrand (bij een relatief hoge temperatuur), waarbij kleurvariaties en structuureffecten ontstaan. 
S
- 
ScherfDe aanduiding voor gebakken klei die niet geglazuurd is, noch geëmailleerd. 
- 
SchotelTot de groep schotels worden die exemplaren gerekend die een diameter vanaf 26 centimeter hebben. Bij kleinere exemplaren wordt in het algemeen over borden gesproken. 
- 
SectielaardewerkAardewerk waarbij voegverbindingen de hoofdlijnen van de tekening volgen, te vergelijken met glas-in-loodramen. 
- 
SgrafittoTechniek waarbij de decoratie in een met een sliblaag (engobe) afgedekte huid van een keramisch voorwerp wordt gekrast. 
- 
SignatuurDe op een kunst- of kunstnijverheidsvoorwerp aangebrachte handtekening van de kunstenaar, ontwerper of maker. 
- 
SinterengobeVermenging van een engobe met een glasachtige stof, bedoeld om een keramisch voorwerp een glazuurachtige glans te geven. 
- 
SponsBlad met een uitgestoken contourtekening van een decoratie die met houtskoolpoeder door de gaatjes op een keramisch voorwerp kan worden overgebracht. 
- 
SteengoedHarde, niet-poreuze keramieksoort gebakken tussen circa 1200-1300 ºC. 
T
- 
TinglazuurEen witte, dekkende glazuur met tinoxide. Tinglazuur bestaat uit tin-as (bestaande uit Engelse tin en lood, dat in de tinoven wordt versmolten tot as) en masticot (een mengsel van zand en soda). Vaak werd hier een beetje blauw en een beetje kopervijlsel aan toegevoegd voor de kleur. 
- 
TinglazuurbadKuip met tinglazuur waarin de eenmaal gebakken goederen (biscuit) worden ondergedompeld zodat ze uiteindelijk een volledig wit oppervlak krijgen. Hierin kan de plateelschilder vervolgens een decoratie aanbrengen. 
- 
TransferprintTechniek (ook wel calqueertechniek) waarbij een op geprepareerd papier gedrukte decoratie op een keramisch voorwerp wordt overgebracht. 
W
- 
Wanliporselein(Chinees) porselein dat werd vervaardigd tijdens keizer Wanli (1573-1619) en diens opvolgers tot aan de val van de Mingdynastie in 1644. Het naar het Westen geëxporteerde porselein heeft een kenmerkende blauwe versiering, die in vakken is verdeeld en op een witte ondergrond aangebracht. In het Westen ook wel kraakporselein genoemd. 
X
- 
XRFTechnische onderzoeksmethode die op basis van Röntgenfluorescentie de elementaire samenstelling van een materiaal meet. De afgelopen jaren is deze techniek steeds meer ingezet voor onderzoek naar Delfts aardewerk. 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
