Het zonder standring uitgevoerde bord heeft een vlak middendeel en een licht gebogen wand met stipmotieven. De voorzijde toont een randdecoratie van een slingerende tak met krulmotieven en naturalistisch uitgevoerd bloem- en bladwerk. De overgang van de rand naar het middendeel bestaat uit een band van symmetrisch weergegeven blad- en bloemwerk. De centrale afbeelding vertoont de bloemgodin Flora met in het haar een bloemenkrans, terwijl zij een tuil bloemen vasthoudt. Zij omarmt een van haar attributen, de hoorn des overvloeds die in het handboek met personificaties van Cesare Ripa wordt afgebeeld als attribuut van Abondanza ofwel Overvloed.
Op menig dikwijls bijzonder Delfts pronkstuk als bloemenhouders prijkt de godin Flora. Zo prijst het Gemeentemuseum Den Haag zich gelukkig een ander object met deze godin in langdurig bruikleen te hebben ontvangen, namelijk een 1692 gedateerde mand. Daarop is de zegepraal van Flora met een hoorn des overvloeds afgebeeld. Zij wordt omgeven door putti en een overdaad aan bloemen. Ook in buitenlandse aardewerkcentra werd dit decor in deze periode toegepast, bijvoorbeeld in de Duitse faience fabrieken te Berlijn, Bayreuth en Hanau. Zeventiende-eeuwse vrouwenportretten tonen menigmaal personages die zijn afgebeeld als de godin Flora. Ongetwijfeld zullen dergelijke schilderijen het ontstaan van Flora-afbeeldingen op Delfts aardewerk hebben beïnvloed.
De randdecoratie heeft gelet op de datering van dit bord een ouderwets karakter. In deze tijd maakte men immers tevens randen die waren geïnspireerd op het naar de Republiek geëxporteerde Kangxi porselein. Zo toont een gelijkvormig, ongemerkt bord in hetzelfde, eveneens in grootvuurtechniek weergegeven kleurenpalet een rand met cartouches en servetwerk. Mogelijk koos men voor deze toen ‘nieuwerwetse’ rand vanwege het bij uitstek Oosterse karakter van de centrale voorstelling.