De stroopkan is uitgevoerd met een bolle buik, een korte tuit en een oorvormig handvat. Langs de onderkant van de conische voet is een band van bloemen en ranken geschilderd. Onder de tuit op de buik is het wapen van het St. Lucasgilde aangebracht. Aan de onderkant is het opschrift 'Plateel Bakkersproef van D Harlees Aand St Lucasgilde presend gedaan Den 22 Desember Ao. 1795'. Het unieke karakter van dit voorwerp ligt in het feit dat het hier om een plateelbakkersproef gaat, die in 1654 werd ingevoerd voor het behalen van het meesterschap. De drie verplichte voorwerpen om deze proef met goed gevolg te doorstaan, waren 'een sirooppot, een winckel salaet schotel, ende een ront zoutvat van binnen hol uijt een stuck gedraijt', aldus een gildenbepaling uit 1654. De plateelbakkers vielen onder het Delftse Lucasgilde. Na een leertijd van zes jaar bij een meester, kon een leerling een proef afleggen 'tzij als draijers ofte als schilders'. Gelet op het opschrift op deze voorwerpen is het duidelijk wat wij heden ten dage dienen te verstaan onder een sirooppot, 'salaet' schotel en een rond zoutvat. Talloze boedelbeschrijvingen vermelden 'winckel salaet' schotels en strooppotten, waarvan we ons dankzij deze stukken dus een idee kunnen vormen van de verschijningsvorm. Slechts geregistreerde meesters mochten in Delft een plateelbakkerij leiden. Voorwaarde hiervoor was het bezit van poorterrecht, een bepaling waarmee het mogelijk was 'vreemde' (van buiten Delft) meesters te weren. De proef kon echter wel worden afgelegd door een meester of een leerling uit een andere stad, mits hij 'bij behoorl. attestatie uijt andere steden doen blijcken dat hij aldaer meester ware geweeste ofte den tijt van zes jaren voors. bij meesters geleert hadde'. De leerling diende in ieder geval de volledige zes jaar bij een meester in de leer te zijn geweest. Om een plateelbakkerij te leiden, moest een 'vreemde' meester wel nog het poorterrecht verwerven. De proef werd afgenomen in het huis van de 'oudsten hoffman', waarmee de langst in functie zijnde hoofdman van het Lucasgilde werd bedoeld. Als een meester kwam te overlijden, mocht zijn weduwe 'de neringe zonder prouff te doen continueren, haer leven langh'. In het geval dat zij was hertrouwd en kwam te overlijden, dan diende haar man 'de neringe willen[de] continueren, gehouden zijn hare prouven te doen binnen de zes weken naert overlijden van hare vrouwen'.
Plateelbakkerij
De Porceleyne Fles
Materiaal
tinglazuuraardewerk, onderglazuur blauw
Collection
inventarisnummer
PDA 49