Ronde, gewelfde schotel. In blauw, groen, rood en zwart gedecoreerd op wit fond. Op het plat de godin Flora met een hoorn van overvloed tusssen bloemen en bladeren. Langs de rand lambrequinmotieven, deels in uitspaartechniek.
Van deze verfijnd beschilderde schotel zijn meerdere exemplaren bewaard gebleven. Het motief van de godin Flora, godin van de lente en de bloemen, van het geluk, komt veelvuldig voor. Op een aantal borden, bewaard in het Nederlands Openluchtmuseum, is te zien hoe vijftig tot tachtig jaar later deze verfijnde uitvoering verwaterd is tot een zeer vereenvoudigde versie van het oorspronkelijke decor. Flora ziet er inmiddels meer uit als een boerin dan een godin en ze zit nog op slechts twee grote bloemen en wat bladeren. De vele gedetailleerd weergegeven bloempjes zijn volledig verdwenen en de randdecoratie is verworden tot wat pluizige bossages. Dit decor is een goed voorbeeld van hoe decors vanaf het midden van de achttiende eeuw steeds eenvoudiger werden en soms bijna onherkenbaar veranderden ten opzichte van het orgineel.