Ringvormige sierkan met klokvormige voet met nodus en trechtervormige hals met sneb en staand, voluutvormig oor; in het midden van de buik bevindt zich aan beide kanten een opengewerkt rozet met daartussen een jongetje zittend op zijn knieën. Kleuren: paarsblauw met zwartblauwe trek op lichtblauw fond. Chinees decor: rond de voet een rand van ruyi-motieven, op de zijkanten van de buik een voorstelling van landschap met aan ene zijde drie, aan andere zijde twee chinezen. Op hals bladmotieven.
De ringvormige kan met in het midden een hurkende jongen is zowel op Europees keramiek als oosters porselein gebaseerd. De vorm is ontleend aan gangbare modellen van steengoed kannen, die uit het Rijnland werden geïmporteerd. Dit model werd in Westerwald in het 3e kwart van de 17e eeuw geïntroduceerd. Het decor van de kan is op Chinees porselein geïnspireerd. In de collectie van het Rijksmuseum bevindt zich een exemplaar gedateerd 1658 met een paardje in het midden. Dergelijke kannen zijn ook in kleiner formaat geproduceerd (ca. 25-30 centimeter hoog) met een lange, gebogen schenktuit vanaf de buik waarbij de tuit door middel van een spiraalvormig tussenstuk met de hals verbonden is.