Het beeldje in de vorm van een zittende hond is geplaatst op een vierkant voetstuk met een ronde verhoging. De hond zit met zijn kop met geopende bek enigszins opzij gedraaid. Het plastiekje is uiterst eenvoudig gedecoreerd.
Naast de bewaard gebleven voorwerpen leveren archivalische bronnen eveneens het bewijs dat men in delft reeds in de eerste helft van de achttiende eeuw dierplastiekjes op de markt bracht. Zo maakt een loonbrief van plateelbakkerij 't Fortuyn uit 1731 bekend wat de door deze fabriek vervaardigde producten de werknemers aan loon oplevert. Een van de artikelen wordt omschreven als 'een kievit en nest'. De productie van Delfts aardewerken dierplastieken ontstond onder invloed van Oosters porselein. Vanaf de tweede helft van de zeventiende eeuw werden massaal Oosters porseleinen beeldjes naar de republiek verscheept zoals eenden, papegaaien en honden. Later, in de jaren dertig van de achttiende eeuw, kreeg deze productie een nieuwe impuls door plastieken als vossen, geitjes en honden uit de porseleinfabriek van Meissen. in de jaren veertig bracht de faience fabriek van Höchst een stroom van mopshondjes op de markt die meestal in een zittende houding en met een voorpoot omhoog werden weergegeven.
Andere voorbeelden van delfts aardewerken honden, onder andere in de collectie Bal, laten eveneens zien op welk een naturalistische wijze de vormer de beesten wist te modelleren. het betreffen exemplaren uit plateelbakkerij De Metaale Pot die gezien het merk tijdens het beheer van Lambertus van Eenhoorn (1691-1724) zowel in blauw als meerkleurig zijn uitgevoerd. een stel honden uit De Porceleyne Schotel dateert weer uit een latere periode. Dit type plastiekjes en bijvoorbeeld ook papegaaien als een 1736 gedateerd exemplaar uit plateelbakkerij De Roos, tonen ons heden ten dage hoe divers, van eenvoudig en onbeholpen tot natuurgetrouw en dikwijls kleurrijk gedecoreerd, de Delftse 'porceleijn'-bakkers talloze verschillende dierfiguren wisten uit te voeren.