De schotel toont een Chinoiserie voorstelling waarbij de decoratie op het middenveld is gescheiden van de randdecoratie door twee concentrische cirkels. Centraal is een Lange Lijs met een bediende afgebeeld op een terras met deels bloeiende struiken. Links staat een trekpot en een pot waaruit rook kringelt. De rand toont een doorlopend landschappelijk decor dat met Oosterse personages en huisjes is gestoffeerd. Het laatste is een rudimentair overblijfsel van het Oosterse champignonmotief.
In diverse andere collecties bevinden zich vergelijkbare schotels met een slechts in detail afwijkend decor. Deze exemplaren dragen een gelijksoortig D-PAUW merk met een cijfer.
De voorstelling is ontleend aan afbeeldingen van zowel het Overgangsporselein met doorlopende, verhalende scènes als van het Kangxi porselein (1662-1722) met onder meer Chinese vrouwenfiguren, de zogenoemde Lange Lijzen. Deze eigentijdse benaming voor dit type decor op Kangxi porselein gebruikte men in boedelinventarissen om dergelijke stijlmotieven te beschrijven. Zo werd in een nalatenschap uit 1709 van de Delftse inwoonster weduwe Dirckje de Berch-van Bleijswijck allerlei Oosters porselein aangetroffen als Oost-Indische trekpotjes en kopjes met schoteltjes. Deze omschreef men aan de hand van het toegepaste decor. Het betrof 'haentjes'- en 'princessegoet' en een aantal exemplaren met 'lange lijsen'. Dankzij dergelijke beschrijvingen krijgen we een indruk van het soort Oosters porselein waarmee men zich toentertijd omringde. op hun beurt wisten de Delftse plateelschilders Oosterse stijlornamenten als de Lange Lijs naar eigen inventie te vertalen op Delfts aardewerk, zoals ondermeer op deze schotel te zien is.