In 1658 startte Wouter van Eenhoorn als eerste eigenaar de aardewerkproductie in de voormalige brouwerij de 'Griex A'. De plateelbakkerij vestigde zich aan de Lange Geer, waar langs de vaart ten zuiden van De Grieksche A nog drie andere bakkerijen waren gehuisvest. De er naast gelegen bakkerij De Drie Posteleyne Astonne waarvan Wouter van Eenhoorn mede-eigenaar was, vestigde zich daar al in 1655.
De fabrieksgeschiedenis van De Grieksche A strekt zich uit over ruim honderdvijftig jaar en valt in negen productieperioden uiteen. Gedurende de eerste vier perioden kon het bedrijf als familieonderneming worden bestempeld, vanaf het begin van de oprichting tot aan 1722.
Na Wouter van Eenhoorn stond de fabriek onder leiding van zijn zoon Samuel die op zijn beurt werd opgevolgd door zijn zwager en zuster, het echtpaar Adrianus en Judith Kocx-van Eenhoorn. Vanaf 1701 tot 1722 kwam tenslotte het beheer in handen van hun zoon en schoondochter, het echtpaar Kocx-van der Heul.
Ook bij de overige vijf perioden bleef het bedrijf in handen van elkaar opvolgende familieleden. Van 1722 tot 1765 waren dat de familie Kool en hun schoonzoon Dextra. Van 1768 tot 1811 hadden Jan van den Briel en zijn aanverwanten de touwtjes in handen. Uiteindelijk werd in 1811 De Grieksche A als zelfstandig bedrijf opgeheven.