Cornelis Rochusz [van Bodegom of van Hoeck] richtte in 1606 een plateelbakkerij op. Deze was gevestigd aan het Achterom, naast plateelbakkerij De Ham. Vanaf 1613 runde zijn zwager, Egbert Jansz van Swennen, de zaak.
In 1634 verhuurde Van Swennen De Romeyn aan zijn zoon. Twee jaar later overleed Van Swennen en nam iemand buiten de familie, namelijk Hermanus Maertensz van Outheusden, het bedrijf over. Onder diens bewind ging de zaak failliet en werd het in 1638 verkocht aan Dirck Jeronimusz van Kessel.
De Romeyn werd in de loop der tijd uitgebreid met verschillende huizen, waaronder door aankopen van Van Kessel. Van Kessels schoondochter, Emerentia Hendricksdr van Noorden zette de zaak voort tot 1671. Vervolgens wisselde De Romeyn een groot aantal keer van eigenaar.
Eind zeventiende eeuw raakte de plateelbakkerij in het slop. Reyer Gerritsz Hey wist het tij begin achttiende eeuw echter te keren.
Van 1725 tot 1754 had Jacob Jacobsz Goeverneur De Romeyn in handen; na hem volgden Petrus van Marum (welke het bedrijf verder uitbouwde), Jan Jansz van der Kloot en Jan van der Windt. In 1774 werd de plateelbakkerij afgebroken.1
- 1Hoekstra-Klein, deel 13: 17 en 28