A
Aronson Antiquairs  •  1 november 2021

Een visueel spektakel: tafel dekken in de 17e en 18e eeuw

Tafeldekken in de 17e en 18e eeuw - Aronson

In de zeventiende en achttiende eeuw was uitgebreid dineren een belangrijk sociaal ritueel. Daarbij hoorde een goed gedekte tafel: het toppunt van weelde en verfijning en een weerspiegeling van de status van de eigenaar. De Delftse pottenbakkers speelden hierop in, maar moesten zich wel steeds aanpassen aan veranderende eetgewoonten en nieuwe trends die bepaalden hoe de adel en gegoede burgerij hun tafels dekten en versierden. Van de theetafel tot de eettafel en zelfs de borrel na het diner: voor al deze gelegenheden werd speciaal Delfts aardewerk gemaakt. Hoewel de tradities veranderden, was een diner van een rijke familie in deze tijd een feest voor alle zintuigen.

‘suivert het grove bloedt, verdrijft de sware droomen, (…) ’t verjaegt de dommigheijt en ’t sterckt Venus’ handel (dienstigh voor nieuw getroude)’

Theedrinken

Een van de grote veranderingen in de zeventiende eeuw was het drinken van thee. In het begin werd thee in Europa vooral vanwege de medicinale werking gedronken, want het ‘suivert het grove bloedt, verdrijft de sware droomen, (…) ’t verjaegt de dommigheijt en ’t sterckt Venus’ handel (dienstigh voor nieuw getroude)’.

Het duurde even voordat het echt populair werd, maar in het laatste kwart van de zeventiende eeuw werd theedrinken een echte rage in heel Europa. Het Chinese woord voor de warme drank, ‘tê’, werd nu aangepast en vertaald met ‘thee’ in Nederland, ‘tea’ in het Verenigd Koninkrijk, ‘thé’ in Frankrijk en ‘Tee’ in Duitsland, en tegen 1680 was ‘theedrinken’ een wijdverbreid fenomeen in de Nederlandse huishoudens.

Theepot_Aronson
Mogelijk De Dissel, Blauw-witte theepot, c. 1730, collectie Aronson Antiquairs • Bron
Theebus_Rijksmuseum
Theebus, c. 1700, collectie Rijksmuseum • Bron

Theedrinken veranderde zelfs het dagritme van veel mensen. Thee werd meestal één of twee keer per dag gedronken, maar al gauw werd er ook tijdens avondbijeenkomsten thee geschonken. Daarnaast inspireerde het mensen om de nodige accessoires aan te schaffen om de drank te serveren, zoals theekannen, theebussen, maar ook suikerschalen en andere schalen voor zoetigheden.

Een eetkamer gevuld met nieuwe meubels

Ook de eettafel veranderde aanzienlijk tegen het einde van de zeventiende eeuw. Er werden speciale eetkamers gebouwd die ruimte boden aan nieuwe, grote meubelen, zoals buffetkasten en trektafels. In tegenstelling tot de kleinere en lichtere meubelen van vóór die tijd waren deze nieuwe ontwerpen zwaar en moeilijk te verplaatsen.

Daarnaast werden er serviesgoed en decoratieve voorwerpen ontworpen als aanvulling op het nieuwe meubilair. De mooiste buffetkasten waren ingericht met luxueuze voorwerpen, waaronder wijn- of glazenkoelers die gevuld waren met ijs of koud water en die gebruikt werden om de flessen en glazen op temperatuur te brengen voordat de wijn geserveerd werd.

Zilte weelde

Nog een onmisbaar onderdeel van een goed gedekte eettafel was zout. Zout, ook wel bekend als ‘het witte goud’, was in de oudheid en middeleeuwen bijzonder kostbaar. In de loop van de eeuwen werd het steeds beter verkrijgbaar, maar in de zeventiende en achttiende eeuw was het nog steeds een belangrijk statussymbool op tafel.

Zoutvat_Aronson
Lambertus van Eenhoorn, De Metaale Pot, een paar blauw-witte zoutvaatjes, c. 1710, collectie Aronson Antiquairs • Bron
Zoutvat_Rijksmuseum
De Porceleijne Claeuw, Zoutvat, c. 1750 - 1775, collectie Rijksmuseum • Bron

De potten en schalen waarin zout werd gepresenteerd waren vaak groot en weelderig ontworpen. De vorm van zoutvaatjes is vaak afgeleid van typisch Nederlands zilverwerk uit het midden van de zeventiende eeuw. Om de tafel nog meer te versieren maakten kandelaars en bloemenvazen deel uit van het Delfts blauwe serviesgoed.

Dineren als een koning

In het midden van de achttiende eeuw was dineren ‘à la française’ (op de Franse manier) de mode in Europa. Geïnspireerd door het Franse hof van Lodewijk XIV, werden de serveerschalen voor elke gang symmetrisch geordend op tafel gezet en konden de gasten zichzelf bedienen met de schalen, kommen en terrines die binnen handbereik stonden.

Botervloot?_Aronson
Botervloten, c. 1770, collectie Aronson Antiquairs • Bron
Botervloot_Rijksmuseum
De Grieksche A, Botervloot met vruchten, deel van een paar, c. 1768 - 1785, collectie Rijksmuseum • Bron

Elke gang was een kans om te pronken met verschillende soorten tafelgerei: borden, dienbladen en talloze decoratieve objecten. Tegelijkertijd was ‘trompe l’oeil’-keramiek erg populair geworden in Europa. De tafels van de adel en de gegoede burgerij waren versierd met felgekleurde vruchten en groenten in verschillende vormen, of met zoömorfe voorwerpen in de vorm van huisdieren en exotische dieren en vogels, die de illusie wekten van een weelderige en levende natuur.

Kleinere terrines en botervloten werden in de tweede helft van de achttiende eeuw een specialiteit van de Delftse aardewerkfabrieken. Deze tafelaccessoires waren geïnspireerd op dieren, fruit en groenten, vaak voorzien van een bijpassende standaard in de vorm van gebladerte, en vormden vaak het middelpunt van de eettafel.

Servies alcohol_Aronson
Kruik, c. 1760, collectie Aronson Antiquairs

Alcoholische versnaperingen

Naast eetgerei maakten de Delftse aardewerkfabrieken ook voorwerpen voor het schenken en drinken van alcohol. Deze voorwerpen waren echter vaak kwetsbaar en gingen snel stuk. De meeste ervan zijn waarschijnlijk verloren gegaan, waardoor deze voorwerpen nog zeldzamer zijn geworden.

Het is echter ook heel goed mogelijk dat deze objecten alleen een decoratief doel hadden en dat ze alleen bij speciale gelegenheden werden gebruikt. Gevuld met bier, wijn of misschien zelfs iets sterkers, waren ze het middelpunt van elke feestelijke bijeenkomst.

Dit artikel is eerder gepubliceerd op Aronson.com.