Het belangrijkste bestanddeel van porselein , kaolien , ook wel chinaklei genoemd, is lange tijd niet beschikbaar in Europa. Maar in de achttiende eeuw wordt in het Engelse Staffordshire klei met kaolien gevonden. De Engelse bakkers maken er creamware van, roomkleurig aardewerk met een transparant glazuur. Creamware is harder en sterker dan aardewerk met lood- of tinglazuur.
De bekende Engelse fabrikant Josiah Wedgwood begint in 1759 in Burslem een fabriek om creamware te maken. Engels creamware is in Nederland ongekend populair en wordt al in de achttiende eeuw op grote schaal geïmporteerd. Het serviesgoed is namelijk modieus én goedkoop. Daardoor wordt dit ‘Engelsche aardewerk’ een geduchte concurrent voor het Delftse aardewerk. In Duitsland heet creamware Steingut genoemd, in Frankrijk faience fine.
Regout
Op het Europese vasteland maken fabrikanten – met hulp van Engelse experts – het populaire Wedgwood al snel na. In Nederland gebeurt dit vanaf 1836 bij de aardewerkfabriek van Petrus Regout in Maastricht. Begin negentiende eeuw gaat ook De Koninklijke Porceleyne Fles in Delft een soort creamware produceren. Na de komst van eigenaar Joost Thooft in 1876 ontwikkelt De Koninklijke Porceleyne Fles te Delft het creamware verder tot een uiterst hard en helder wit aardewerk dat porselein zeer dicht benadert.
Creamware is razend populair, want modieus én goedkoop
Creamware wordt gebakken bij een temperatuur van circa 1100 graden Celsius. Na decoratie krijgt het voorwerp nog een laag transparant glazuur. Het is aanvankelijk met de hand beschilderd, tot de introductie van de transferprint omstreeks 1750. Bij deze techniek drukt men met een kopergravure een afbeelding op geprepareerd papier, dat die dan overbrengt op het voorwerp. Voorzien van het doorzichtige glazuur, gaat dat nogmaals de oven in.
Reactie toevoegen
Alleen ingelogde gebruikers kunnen reacties plaatsen
Login of registreer om te reageren