R
Redactie  •  26 juli 2019

Fabrieksmerken

Merken op Delfts aardewerk zijn meestal aan de onder- of achterzijde aangebracht en bestaan uit letters of figuratieve tekens. Dit zijn fabrieksmerken waarmee de productieplaats wordt aangegeven.

In het merk is de naam van de plateelbakkerij of de eigenaar of beheerder verwerkt, soms voluit geschreven, maar meestal in de vorm van een monogram of initialen. Zo is LPK de afkorting voor plateelbakkerij De Lampetkan en verwijst AK naar Adrianus Kocx, de laat-17de-eeuwse eigenaar van De Grieksche A.

Naast woord- en lettermerken worden ook figuratieve tekens als beeldmerken gebruikt. Voorbeelden zijn een bijltje voor De Porceleyne Bijl, een (vogel)klauw voor De Klaauw of een flesje voor De Porceleyne Fles. Het merk is vaak gecombineerd met andere cijfers en tekens, die vermoedelijk samenhingen met het productieproces. De precieze betekenis van deze tekens is echter niet bekend.

Het merk van De Klaauw gedeponeerd via het merkenboek uit 1764. • Bron

LPK is de afkorting voor plateelbakkerij De Lampetkan en AK verwijst naar Adrianus Kocx

Merken op Delfts aardewerk verwijzen doorgaans niet naar individuele schilders. Echte signaturen, zoals die van Frederik van Frijtom, zijn dan ook uitzonderlijk. In enkele gevallen vertellen opschriften, vooral aan de voor-of bovenkant, wel wie de opdrachtgever of ontvanger van het object is. Voorbeelden van zeventiende- en achttiende-eeuwse merken zijn opgenomen in de merkenindex.

‘Tegen het namaaken’

Vanaf de late zeventiende eeuw heeft Delfts aardewerk steeds vaker een merk. Vooral in het buitenland is het een manier om het te herkennen en is het een garantie voor kwaliteit. Na klachten van plateelbakker Producent van lood- en tinglazuuraardewerk (majolica en faience). Justus Brouwer dat zijn merk door anderen wordt gekopieerd, besluit het Delftse stadsbestuur in 1764 dat alle plateelbakkerijen in Delft hun merk moeten deponeren, tegen het ‘namaaken der teeckens of merken der plateelbackerijen’. Het namaken of misbruiken van deze merken wordt verboden op straffe van hoge geldboetes en verbeurdverklaring van de betreffende goederen.

Figuratief teken van een ster AK - gedeponeerd merk van Albertus Kiell, eigenaar van De Witte Ster, 1762-1774. • Bron

De vastgelegde merken van de 23 toen nog bestaande bakkerijen vormen samen het merkenboek. Naast fabrieksmerken zijn ook de gevelstenen of uithangborden van de bakkerijen beschreven. Dit merkenboek is voor zover bekend de enige, algemene merkenregistratie van de Delftse plateelnijverheid. Het merkenboek bevindt zich in het Delftse Gemeentearchief.

De archieven in

Helaas zijn de meeste merken nooit op deze manier officieel vastgelegd. Om toch te weten bij welke bakkerij ze horen is historisch onderzoek nodig. Een fabrieksmerk met de initialen van een eigenaar vergt kennis over de eigendoms- en beheergeschiedenis van de Delftse bakkerijen. Bronnen voor dit onderzoek zijn onder andere de Delftse notariële archieven, de onroerend goed administratie (huizenprotocollen) en de meesterboeken van het Lucasgilde.

De Fransman Henry Havard heeft als eerste systematisch onderzoek gedaan op basis van archieven. In zijn naslagwerk Histoire de la faïence de Delft uit 1878 staat een uitgebreide lijst met biografieën van merken. Maar er zijn door hem ook foutieve toeschrijvingen gedaan.

LVE - Lambertus van Eenhoorn, eigenaar van De Metaale Pot, 1691-1724. Daar omheen zijn ook andere tekens te zien. Hiervan is niet precies bekend wat deze betekenen. Deze 'extra' tekens verschillen per object.

Sinds 1995 onderzoekt het Gemeentemuseum Den Haag met het project Delfts aardewerk merken op basis van archiefgegevens en stijl. Het resultaat is een overzicht van zeventiende- en achttiende-eeuwse merken en plateelbakkerijen. De ordening van voorwerpen naar de plek waar ze gemaakt zijn kan in combinatie met prijslijsten en voorraadinventarissen een indruk geven van het assortiment per werkplaats.

Echt of niet? 

De aanwezigheid van een merk is een goede indicatie, maar garandeert niet dat het om Delfts aardewerk gaat. Ook vorm en decoratie moeten passen bij de periode die het merk aangeeft. Als een merk bijvoorbeeld wijst op productie rond 1700, maar de versiering dateert niet uit die tijd, is er al snel sprake van een imitatie. Daarnaast moet het materiaal kloppen. Een merk op een gebarsten ondergrond ziet er misschien oud uit, maar wijst vaak op een vervalsing. Ook aardewerk dat van binnen rood of oranje is in plaats van het voor Delfts aardewerk kenmerkende geel wijst op een later of elders vervaardigd product.

Vooral in de periode 1880-1930, als de belangstelling voor het oude Delfts groot is, is Delfts aardewerk veel nagemaakt. Soms gaat het zelf om opzettelijke vervalsingen. Die zijn soms zo goed dat het nog steeds moeilijk is origineel en kopie te onderscheiden. Een veel vervalst merk is het rode APK merk van Pieter Kocx van plateelbakkerij De Grieksche A. Rood wordt namelijk aangebracht in een extra, derde bakgang en is daarom makkelijker te vervalsen.

Achtkantige schaal van faïence, anoniem, 1870 - 1890, collectie Rijksmuseum. De schaal is veelkleurig beschilderd in de stijl van Delfts faïence omstreeks 1700-1725. Aan de onderkant is in rood het valse merk 'APK' geschilderd. • Bron