C
Céline Ariaans  •  20 maart 2020

Rode theepotten

Hoewel vanaf 1650 de handel in Chinees porselein bemoeilijkt werd door onlusten in China, wist de VOC de handelsbetrekkingen in het zuiden van het land te behouden. De Compagnie importeerde verschillende goederen, zoals porselein, thee en de beroemde theepotten van rood aardewerk. Ook deze Chinese objecten vormden een inspiratie voor de Delftse plateelbakkers.

Rode klei komt bijna overal ter wereld voor, maar het was in de regio Yixing, ten noorden van Shanghai, waar sinds de Sung-dynastie (960-1279) een rode klei met een hoog kaolien (Kaolien of Chinese klei). De onmisbare grondsoort voor het vervaardigen van porselein. -gehalte succesvol werd toegepast bij het maken van theepotten. De theepotten van steengoed waren zeer populair, omdat dit materiaal de warmte en geur van thee goed vasthield. De kleine potjes zouden worden gebruikt als trekpotjes en eenmaal in de beker gegoten, zou de sterke thee worden verdund met water uit een grotere ketel op een vuurpot.1

Het bereiden van thee in Yixing-theepotten kende een lange traditie in de regio Shanghai, ruim voordat thee rond 1640 in Batavia (nu Jakarta) door Nederlandse handelaren  als drank werd aangetroffen. De VOC nam het product vrijwel onmiddellijk mee naar het thuisland, en tegen 1685 was de handel zo gegroeid dat ze besloten een monopolie op de theehandel met Europa in te stellen. De handel in theepotten uit Yixing was een logische vervolgstap.2

Waterdicht

Voortbouwend op de populariteit van deze nieuwe modieuze drank en de kwaliteit van de Yixing-theepotten besloten verschillende Delftse pottenbakkers de objecten na te maken. De pottenbakkers moesten echter opnieuw verschillende technische problemen overwinnen. Allereerst was er de samenstelling van de klei. Het materiaal moest geschikt zijn om ongeglazuurd aardewerk mee te maken, dat min of meer waterdicht was.3 De dichtere en meer verfijnde rode klei werd gebakken op een hogere temperatuur dan de geelachtige klei die wordt gebruikt voor de met tin geglazuurde waren Een witte, dekkende glazuur met tinoxide. Tinglazuur bestaat uit tin-as (bestaande uit Engelse tin en lood, dat in de tinoven wordt versmolten tot as) en masticot (een mengsel van zand en soda). Vaak werd hier een beetje blauw en een beetje kopervijlsel aan toegevoegd voor de kleur. .

Minstens drie Delftse pottenbakkers probeerden de Yixing-theepotten te imiteren

Tijdens het bakproces Het hele proces van stoken, bakken en afkoelen dat het aardewerk in de oven ondergaat. Meestal  was er sprake van twee bakgangen: de biscuitbrand en de gladbrand. werd de rode klei waterdicht, waardoor het laagje glazuur niet meer nodig was.4 Verder moest de imitatie-theepot qua kleur en hardheid het Chinese object evenaren. Bovendien was er het verschil in productietechnieken. De Chinese pottenbakkers vormden hun potten door met hun handen de kleitabletten te modelleren, waardoor ze een verscheidenheid aan ongebruikelijke vormen konden creëren. De Nederlandse pottenbakkers daarentegen waren gewend om met een draaischijf te werken, wat resulteerde in cirkelvormige, eivormige of cilindrische vormen. In Chinese ogen waren dit echter de meer eenvoudige en minder populaire vormen voor theepotten.5

Octrooi

Minstens drie Delftse pottenbakkers probeerden de Yixing-theepotten te imiteren: Lambertus Cleffius (eigenaar van De Metaale Pot), zijn neef Samuel van Eenhoorn (eigenaar van De Grieksche A) en Ary de Milde, de voormalig assistent van Van Eenhoorns vader.6 In 1678 plaatste Cleffius een advertentie in de Haarlemse Courant waarin hij zichzelf presenteerde als de uitvinder van de rode theepotten, die zich volgens de beschrijving in kleur, schoonheid, kracht en gebruik konden meten met de 'Indische' (Chinese) theepotten.

Van Eenhoorn en De Milde deden echter soortgelijke beweringen en vroegen in 1679 een patent aan bij de Staten van Holland om hun waren te beschermen. Om controverse en kwade wil te voorkomen, besloot de octrooicommissie in Den Haag om een compromis te sluiten. In plaats van slechts een octrooi toe te staan, lieten ze elk van de pottenbakkers toe zijn eigen merk te gebruiken om zijn objecten te onderscheiden van die van zijn concurrenten.7

Meester-theepotmaker

Hoewel de drie genoemde pottenbakkers allen experimenteerden met het rode steengoed, zijn De Milde en Jacobus de Caluwe de twee namen die het meest geassocieerd worden met het rode steengoed. Dit komt grotendeels omdat hun producten zo vaak gemerkt zijn. De Milde, die 'Meester-theepotmaker' werd genoemd8 en eigenaar was van De Gecroonde Theepot, produceerde de rode theepotten van circa 1680 tot aan zijn dood in 1708, waarna zijn dochter het bedrijf onder zijn naam voortzette tot 1724.9 Kenmerkend voor De Milde zijn de bloesemtakjes die zijn aangebracht op een gelijkmatige bolvormige ondergrond, terwijl de theepotten van De Caluwe herkenbaar zijn aan de lijnen die afgewisseld worden met kleine bloemapplicaties.

Thee, coffij en socolate goet off andere plateel-backerswaren

In 1702 kocht Jacobus de Caluwe een deel van de ter ziele gegane fabriek ‘De Dissel’ van Judith van Eenhoorn, de weduwe van Adriaen Kocx, en hervatte voor 1706 de zaken met de productie van theepotten van rood steengoed. Hij kreeg toestemming om een ​​kleine oven te kopen om “elzenhande clein poppegoet en the potgens” te produceren.10 Net als bij De Milde bestond zijn productie voornamelijk uit theepotten in Yixing-stijl, waarvan hij verschillende maten maakte, maar in 1707 werd hij door lokale ambtenaren beschuldigd van het maken van potten die groter waren dan hij was toegestaan te produceren.

In 1709 vroeg Jacobus opnieuw tevergeefs toestemming om “thee, coffij en socolate goet off andere plateel-backerswaren” te produceren in zijn kleine oven.11 De Caluwe stierf in 1730 en dit betekende het einde van de productie van theepotten van rood steengoed.

Dit artikel is eerder verschenen op de website van Aronson Delftware.

  • 1Van Dam, Jan Daniël, ‘De rode theepotten uit Delft’ in Lahaussois, e.a. Delfts Aardewerk, Amsterdam 2008, p. 112
  • 2Aronson, Robert D. & Lambooy, Suzanne M.R. Dutch Delftware; Facing East: oriental Sources for Dutch Delftware Chinoiserie Figures, 2010, p. 88
  • 3Van Dam 2008 (noot 1), idem
  • 4Schaap, E. Delft Ceramics at the Philadelphia Museum of Art, Philadelphia, 2003, p. 44
  • 5Van Dam 2008 (noot 1), idem
  • 6Ibidem
  • 7Van Dam 2008 (noot 1), pp. 112-113
  • 8Schaap 2003 (noot 2), idem
  • 9Jörg, C.J.A. Oosters porselein. Delfts aardewerk, Wisselwerkingen, Groningen 1983, p.29
  • 10Van Aken-Fehmers, M.S, et al. Delfts Aardewerk; Geschiedenis van een nationaal product, deel 1, Zwolle/Den Haag (Gemeentemuseum) 1999, p. 52
  • 11Ibidem